Amyloïdose bij de kat


Amyloïdose bij de kat: een genetische tijdbom?
Amyloïdose is een ziekte die bij verscheidene soorten, inclusief de mens, wordt gezien. De ziekte kan een enkel orgaan aantasten of vele, maar het laatste is regel. De bij de kat voorkomende vorm is vrij zeldzaam en ontstaat als reactie op een primair ziekteproces; daarom wordt de ziekte secundaire of reactieve Amyloïdose genoemd (zie onder). In de wereld van kattenfokkers is onlangs ongerustheid ontstaan doordat Amyloïdose werd ontdekt bij bekende fokdieren. Bij de Abessijn is vooral nier Amyloïdose gezien, terwijl aantasting van de lever meer bij de Siamees is waargenomen. Of het bij deze twee rassen dezelfde ziekte betreft is nog onduidelijk. Ook zijn er nog tal van vragen over de erfelijke achtergrond van de ziekte. Daarom is nader onderzoek nodig, alvorens een effectief bestrijdingsprogramma kan worden opgezet. Dat onderzoek wordt momenteel voorbereid door de kattenverenigingen in samenwerking met de vakgroepen Pathologie en Geneeskunde voor Gezelschapsdieren.
Wat het ziektebeeld betreft, Amyloïdose is wereldwijd gediagnostiseerd bij een aantal katten rassen. Tot nog toe het meest bij de Abessijn , maar ook bij de Siamees, Oosters Korthaar, Pers en een enkel ander ras. De symptomen openbaren zich op latere leeftijd (1 – 12 jaar; gemiddeld 4 jaar) en vooral bij katers (75%). De verschijnselen van nierfalen zijn het meest algemeen en zijn voor de eigenaren de voornaamste redenen om diergeneeskundige hulp te zoeken. In het beginstadium vertonen de katten vage verschijnselen als ruwe vacht, lethargie, vermageren en gewichtsverlies. Als de ziekte verergert, wordt het vermageren evident, maar het gewicht kan desondanks toenemen door ontwikkeling van buikwaterzucht of oedeem. Als de nierfunctie nog verder verslechterd worden naast traagheid, vermageren, gebrek aan eetlust en gewichtsverlies ook veel drinken, veel plassen en braken gezien. Aantasting van de lever verloopt vaak zonder verschijnselen, totdat de lever scheurt en de kat in de buikholte gaat bloeden.
Ziektekundig wordt de aantasting gekenmerkt door een afwijking in de eiwitstofwisseling, waardoor onoplosbare eiwitten vanuit de bloedbaan in de weefsels worden afgezet. Deze amyloïdafzettingen worden gevonden in vele organen, bijvoorbeeld de lever, nieren, milt, maag, hersenen, bijnieren, schildklier. Er zijn een 15-tal eiwitten in verband gebracht met Amyloïdose, maar de meeste aandacht gaat uit naar serum amyloïd A (SAA). Dit SAA wordt in de lever aangemaakt en speelt waarschijnlijk een rol bij de reactie van het lichaam op weefselbeschadiging, maar de werkelijke biologische functie is niet opgehelderd. Steeds wordt echter een verhoogde concentratie SAA in het bloedplasma gemeten, voordat de amyloïdafzettingen in weefsels plaatsvinden. Het afgezette amyloïd is amyloïd A (AA), een omzettingsproduct van SAA. De ziekte bij de kat is, zoals gezegd, een secundaire Amyloïdose met een afzetting van AA als gevolg van een chronische ontsteking. Opvallend is echter, dat slechts bij een gering aantal dieren met zo’n chronische ontsteking zich Amyloïdose ontwikkelt.Om de ziekte goed te kunnen bestrijden, moeten we er meer van weten. Daarvoor zijn stamboom-, sectie- en klinische gegevens nodig. Het verzamelen daarvan is reeds geruime tijd gaande en wordt voortgezet. Als deze drie groepen gegevens worden gekoppeld, kan mogelijk worden vastgesteld hoe de ziekte van ouder op nakomeling wordt overgedragen. Op grond daarvan kunnen fokadviezen worden gegeven waarvan enig resultaat mag worden verwacht. Echt goed kan de ziekte echter alleen worden bestreden, als de moleculair-genetische basis is opgehelderd door DNA-onderzoek.
Naast wat momenteel gebeurt, zal het streven er dus op gericht moeten zijn om dat onderzoek in de steigers te zetten.U kunt aan de bestrijding meewerken door tijdig uw dierenarts te raadplegen als u, zoals we dat noemen, een algemeen zieke Abessijn of Siamees hebt (die, zoals boven aangegeven, sloom is, vermagert, een dorre vacht heeft en mogelijk al veel drinkt), De dierenarts zal u dan met raad en daad terzijde staan en zo nodig contact met ons opnemen. AL uw vragen in verband met dit onderzoek kunt u richten tot de voorzitter van de Commissie Gezondheid en Welzijn van Felikat, mevrouw T. Wessel van Putten (070-3230847), die in voorkomende gevallen ondergetekenden zal raadplegen.
E. Gruys;
B.W. Knol;
B.A. van Oost;
H. Meyer.
Voor zo’n onderzoek dient u 4 ml EDTA bloed op te sturen naar:
Universiteitskliniek Gezelschapsdieren;
Biochemisch laboratorium;
t.a.v. M. Kwant,
Amyloïdose onderzoek;
Postbus 80154;
3508 TD Utrecht.
Op de buisjes met bloed graag een sticker met de stamboomnaam, stamboeknummer en ras en naam eigenaar. Tevens een kopiestamboom sturen naar:
Felikat Commissie Gezondheid en Welzijn; T. Wessel Gooilaan 14, 2574 XP Den Haag
070-3230847
en ook even naar haar bellen op dit telefoonnummer.
Na overlijden van het dier graag de lever en de nieren op (laten) sturen naar afd. Pathologie onder vermelding van Amyloïdose onderzoek.
Dit artikel is overgenomen met toestemming van mevr. T. Wessel van Putten en ik zou er nog aan toe willen voegen dat we het probleem niet moeten beschouwen in het licht van de tegenstelling tussen FIFe en Onafhankelijken. De gezondheid van de katten houdt zich ook niet aan die scheidslijn. Dit onderzoek is belangrijk genoeg om daar met ons allen aan mee te werken.

Amyloïdose, actueel bij raskatten?


In dit overzicht wordt ingegaan op wat bekend is op het terrein van Amyloïdose, amyloïd, amyloïdfibrillen, de relatie van amyloïd met ontsteking en immunologische reactie, vormen van amyloïd, amyloïd bij huisdieren, AA-amyloïdose en familiaire reactieve Amyloïdose. Amyloïdose is de klinische naam voor een groep ziektebeelden gekenmerkt door, en tengevolge van, de afzetting van een amorf materiaal in de weefsels, het amyloïd. Dit amyloïd wordt in extracellulaire afzettingen aangetroffen, en de ziekteverschijnselen worden veroorzaakt door verlies van orgaan- of celfunctie tengevolge van deze afzettingen, waarbij ook de specifieke plaats in het weefsel waar het amyloïd is afgezet van betekenis is. Amyloïd kan bij uitzondering ook voorkomen zonder dat symptomen worden waargenomen. Men heeft dan meestal te maken met milde of subklinische gevallen. In de pathologische anatomie wordt amyloïd als een afwijkend eiwit beschouwd en men spreekt daar van Amyloïdose als benaming van de orgaanafwijking of van de systemische ziekte ten gevolge van de afzetting van deze stof. Toch is amyloïd niet altijd pathologisch. In de melkklier komen aan het eind van de lactatie concentrisch gelaagde lichaampjes voor, de corpora amylacea, die een rol spelen bij het stoppen van de lactatie door afsluiting van ductuli, en daardoor meespelen bij de daaropvolgende involutie van de melkklier. Deze corpora amylacea zijn voor een belangrijk deel verkalkt en worden onderscheiden in exemplaren met een fibrillaire matrix en een amorfe matrix. Bij de corpora met een fibrillaire matrix blijkt het te gaan om een vorm van amyloïd. De corpora amylacea zouden voor een deel via fagocytose worden geresorbeerd en voor een ander deel bij een volgende lactatie met de biest worden uitgescheiden, waarbij ze een functie als extra kalkbron zouden kunnen hebben.Amyloïd bestaat uit eiwit en zure suikerverbindingen (glycosaminoglycanen). Het eiwit wordt gekenmerkt door-kris-kras georiënteerde fibrillen, de amyloïdfibrillen, waartussen diverse andere eiwitten 'gevangen' zitten. De amyloïdfibrillen bezitten een karakteristieke morfologie. Het zijn strakke niet-gebogen fibrillen van circa 10 nm dik en variabele lengte. De samenstellende aminozuren van het eiwit zijn voor een belangrijk deel gevouwen in een tegen de lengterichting van de fibrillen in gerangschikte beta-vouwbladstructuur. Hierdoor is het eiwit lipofiel, erg moeilijk biologisch afbreekbaar, en dankt het zijn affiniteit voor de histologische kleurstof Congo rood. In gepolariseerd licht is na kleuring hiermee een groene dubbelbreking waarneembaar, die kenmerkend is voor amyloïd en waardoor de diagnose gesteld kan worden. Het kristallisatie-proces van voorlopereiwitten tot amyloïd-eiwit en de fibrillen is nog niet in detail opgehelderd. Het is onderwerp van onderzoek op diverse plaatsen in de wereld waaronder in Utrecht.
Amyloïdfibrillen
Amyloïdfibrillen kunnen worden geïsoleerd met behulp van biochemische scheidingstechnieken. Bij verschillende klinische ziektebeelden, dikwijls corresponderend met verschillen in depositiepatroon van het amyloïd in de weefsels, kunnen totaal andere eiwitten in de geïsoleerde amyloïdfibrillen worden aangetroffen. De meeste hiervan zijn afkomstig van specifieke voorlopers die via de bloedbaan zijn aangevoerd, slechts enkele worden lokaal gevormd. Het amyloïdkenmerk van de afzetting wordt dus niet bepaald door de samenstelling van het eiwit, maar door de structuur ervan, de beta-vouwbladstructuur. De plaast waar het amyloïd wordt afgezet, heeft echter in belangrijke mate met de aard van de voorloper te maken en bepaalt de uiteindelijke ziekteverschijnselen. Sinds de biochemische samenstelling van het amyloïd achterhaald kan worden, geeft men thans de voorkeur aan een terminologie die daarop gebaseerd is. De term reactief amyloid wordt echter ook wel gebruikt voor een vorm die vaak bij dieren voorkomt en wel in het kader van een reactief proces bij stress, infecties en ontstekingen.De relatie tussen amyloïd, ontsteking en immunologische reactiesVanwege het voorkomen van amyloïdose bij patiënten met ontstekingprocessen heeft men vele decennia gezocht naar relaties met de immunologie en daartoe dierexperimenten verricht. Bij muizen en hamsters kan amyloïdose met herhaalde injecties van stoffen zoals caseïne of bacterieel lipopolysaccharide gemakkelijk worden opgewekt. Bij ratten lukt dit echter niet. Het onderzoek kreeg rond 1968 een positieve wending toen in de groep 'primair amyloïd' van de mens in tegenstelling tot het reactieve amyloïd (de A-groep) korte-keten-eiwitten van immunoglobulinen werden aangetroffen. Het kenmerkende eiwit uit de A-groep echter, bleek een nieuw tot dan toe onbekend eiwit te zijn. Men noemde het: amyloïd proteïne A, of kortweg AA, en het korte-keten amyloïdeiwit: AL (A light chain).Antilichamen gericht tegen het AA bleken te reageren met een eiwit in bloed van de patiënten, het serum amyloïd A (SAA). Dit SAA bleek een acute-fase-eiwit te zijn. Acute fase eiwitten zijn niet-specifiek reagerende bloedeiwitten die van belang zijn voor het overbruggen van de bij infecties voorkomende levens-bedreigende eerste fase, voordat specifieke antilichamen gevormd zijn. Aan het SAA worden daarbij diverse functies toegeschreven, waaronder modulering van de leukocytactiviteit, verandering van het cholesteroltransport en binding van andere lipofiele stoffen.SAA komt bij diverse diersoorten in het bloed onder 'alarm'-omstandigheden voor, bij de rat ontbreekt dit eiwit echter. De rol van het SAA als voorloper van het amyloïdeiwit, AA, is met behulp van muisexperimenten in Noorwegen en Canada in de tachtiger jaren onomstotelijk bewezen. Het SAA molecuul wordt, naar men tegenwoordig aanneemt, als geheel in de amyloïdfibril ingebouwd, waarna aan de uitstekende zijden proteolyse optreedt en in de amyloïdfibril uiteindelijk het kortere proteïne-AA deel overblijft. We zijn hiermee nu dus ten aanzien van het reactieve, AA, amyloïd weer terug bij de immunologie, maar in een meer geavanceerde vorm dan de wereld van antilichamen, immuuncompetente cellen en specifieke immuniteit. Het AL-eiwit komt vooral voor bij mensen en sporadisch bij dieren (vooral het paard) met bepaalde vormen van lymfoïde maligniteit.
Vormen van amyloïd
Sinds de ontdekking van de eerste twee amyloïd-eiwitten, AA en AL, heeft men bij de mens diverse typen amyloïdose kunnen onderscheiden, alle met andere samenstellende eiwitten. Familiaire neuropathische en ouderdomsamyloïdose hebben te maken met afzetting van, al dan niet gemuteerd, transthyretine (schildklierhormoon-transporteiwit). Amyloïdafzettingen bij nierdialyse-patienten zijn deposities van beta-2 microglobuline. Patiënten met diabetes mellitus-type-II (ouderdomsdiabetes) hebben een specifiek amyloïdeiwit afkomstig uit de beta-cellen van de eilandjes van Langerhans in de alvleesklier, dat echter verschilt van insuline en een insuline-antagonerende werking heeft. Het wordt, wegens de hormoonwerking op de suiker-stofwisseling, amyline genoemd. Een synoniem voor dit amyline is de naam 'islet amyloïd polypeptide' (IAPP). Het komt ook vaak bij oudere katten voor. Waarschijnlijk heeft de vorming er van te maken met een overmatige voeding.Bij oudere honden en minder vaak bij katten kent met afzetting van het Abeta-eiwit in de hersen. Bestudering hiervan is van groot wetenschappelijk belang in verband met de vraag hoe en waarom bij de ziekte van Alzheimer het voorloper-eiwit (beta-amyloïd precursor proteïne [beta-APP]) zich in het hersenweefsel ophoopt en wordt omgezet tot amyloïd. Kennis zou misschien kunnen leiden tot causale therapie en voorkomen van de dikwijls optredende dementie. Mogelijk spelen secundaire (erfelijke) factoren, zoals voor het type Apo-E-lipoproteïne, Apo-E4, een rol.
Amyloïd bij huisdieren
Bij onze huisdieren met amyloïdose gaat het in verreweg de meeste gevallen om depositie in de inwendige organen en om reactief of wel AA-amyloïd. Bij het rund met nieramyloïdose, het paard met leveramyloïdose, de hond met nieramyloïdose en de kat met lever- of nieramyloïdose is het amyloïd in 99,9% van de gevallen van het AA-type. Ook bij vogels ziet men het, vooral bij watervogels, en het is vrijwel altijd AA. Bij de kip (en vooral op jonge leeftijd bij de bruine-eierleggende industriële variant) komt AA-amyloïdose voor met een voorkeur voor afzetting in de gewrichten. Bij deze dieren is de amyloïdose ook gemakkelijk op te wekken. In beperkte mate kent men bij dieren ook andere typen amyloïdose. Bij het paard heeft men soms een knobbelige, tumorachtige, AL-amyloïdose in de huid en respiratie-organen. Bij de kat kent men de reeds genoemde vorm in de eilandjes van Langerhans, het IAPP-amyloïd. Histologisch wordt de laatste gekenmerkt door een negatieve tryptophaan-kleuring. Bij afzetting van dit type amyloïd en door belemmering van de celfunctie ter plaatse kan als bijkomend probleem suikerziekte (diabetes mellitus) ontstaan. Hersenen van schapen met de ziekte scrapie, zijn in ongeveer de helft van de gevallen voorzien van histologisch aantoonbare amyloïdafzettingen. Deze worden o.a. gekenmerkt door de aanwezigheid van siaalzuur. Met een immuunhistochemische methoden kan in het amyloïd, langs de membranen van neuronen en in lymfoïde organen ophoping van het oorzakelijke en voor deze amyloïvariant karakteristieke prioneiwit worden zichtbaar gemaakt. De reeds genoemde corpora amylacea in de melkklier komen bij alle species voor en bestaan waarschijnlijk uit een bepaald caseïne- eiwit.
AA-amyloïdose bij dieren
Nieramyloïdose bij het rund, hoewel vaak als op zich zelf-staande aandoening van volwassen koeien gepresenteerd, is bijna altijd reactief. Hetzelfde geldt voor nieramyloïdose bij de hond, hoewel bij Utrechts onderzoek de helft van een twintigtal dieren wat betreft met de amyloïdose geassocieerde ontstekingsprocessen niet duidelijk reactief leek te zijn. Leveramyloïdose bij het paard is met name bekend bij dieren met ontstekingen en bij leveranciers van hyperimmuunserum. Bij de kat komen naast sporadische gevallen ook rasgebonden familiaire vormen van AA-amyloïdose voor. In de meeste van dergelijke gevallen bij huisdieren lijkt een relatie met stress, ontsteking en stimulatie van het acute-fase-afweersysteem voor de hand te liggen. Wat dan de aanleiding vormt voor deraillering hiervan en afzetting van het SAA in fibrillaire vorm is doel van een deel van het onderzoekprogramma van de Hoofdafdeling Pathologie, Faculteit der Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht.
De vorming van AA-fibrillen uit SAA
In het proefschrift van T.A. Niewold werden aanwijzingen voor vorming van AA-amyloïdfibrillen in de celmembraan genoemd. Na toediening van een klein-moleculaire fractie uit amyloïdfibrillen, rijk aan beta-vouwbladstructuur en non-AA, werd bij proefdieren de amyloïdafzetting versneld. Deze fractie noemt men 'amyloïd enhancing factor', of AEF. Niewold vond bij zijn met AEF/LPS-behandelde hamsters ultrastructurele celmembraan-verdichtingen lijkend op dwarsdoorsneden van amyloïdfibrillen. Bij immuno-electronenmicroscopie voor het AA-antigeen vond hij positieve reactie in de celmembraan. Het voorloper-eiwit, SAA, is een apo-lipoproteine, dat in de acute fase reactie o.a. een rol speelt bij de reeds genoemde beïnvloeding van functies van witte bloedcellen en gericht cholesteroltransport. Vorming en afgifte van SAA zijn een reactie van de levercel na stimulering door ontstekingsmediatoren die vrij komen uit cellen in de weefsels waar de reacties plaats vinden. Een van deze mediatoren, het TNF , bezit drie units met elk een beta-vouwbladsandwich. Het is niet ondenkbaar dat toename van circulerende peptiden met een hoog gehalte aan beta vouwbladstructuur en die, wegens de lipofiliteit daarvan leiden tot opname in celmembranen, een rol kan spelen bij het ontstaan van amyloïdose. Bovendien is bij ons onderzoek aan de bruine kip (proefschrift W.J.M. Landman) gebleken dat vorming van SAA in de lever locale vorming op de plaats waar amyloïd wordt afgezet zeker niet uitsluit. Het wetenschappelijke probleem van de AA-amyloïdose is hierdoor verlegd naar de pathofysiologie van ontstekingsmediatoren en-acute-fase-eiwitten en naar moleculaire processen in de weefsels waar de afwijkingen gaan optreden. Dit is een veld van immuunpathologie dat zeer sterk in beweging is.
Familiaire reactieve amyloïdose
Bij de mens kent men diverse vormen van familiaire amyloïdose.Een recessieve familiaire vorm van reactieve amyloïdose ziet men met name bij patiënten met familiaire Middellandse Zee-koorts (FMF), een aandoening vooral voorkomend bij exponenten van semitische volkeren en gekenmerkt door voorbijgaande aanvallen van buikpijn, gewrichtspijn en koorts. Speciale amyloïdogene vormen van het SAA worden bij deze patiënten niet gevonden. Het gaat eerder om een verhoogde ontstekingsgevoeligheid. Het verantwoordelijke gen hiervoor is gelocaliseerd. De patiënten kunnen overigens met succes preventief met colchicine worden behandeld.Op FMF-gelijkende syndromen, waarbij ook dikwijls amyloïdose ontstaat, zijn bij enige hondenrassen beschreven, zoals o.a. de Grey Collie en de Shar-Pei. Ook bij de Abessijnse kat is een waarschijnlijk recessieve familiaire AA-amyloïdose bekend, waarbij de dieren op relatief vrij jonge leeftijd door nierfalen te gronde gaan. Bij de Siamese kat kennen we een soortgelijk familiair, en ook weer waarschijnlijk recessief, probleem door leveraantasting ten gevolge van de AA-amyloïdose. Samenhangend met deze ziektegevallen worden fokkers en eigenaren geconfronteerd met vragen over amyloïdose bij-Shar-Pei's, Abessijnen, Somali's, en ook Siamezen en Orientaalse katten. In alle gevallen lijkt aanbod voor nader onderzoek bij de deskundigen i.c. medewerkers van de Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht, Hoofdafdeling Pathologie, Yalelaan 1, 3508 TD Utrecht, tel 030-2534303 (vragen naar Prof Gruys), de enige mogelijkheid om (langzaam maar gestaag) verder te kunnen komen.
Familiaire Amyloïdose bij de kat
Bij de kat weten we dat de familiaire vormen ingewikkelde ziekten betreffen, waarop al op jonge leeftijd en zonder duidelijke aanleiding-AA-amyloïdose kan optreden. Bij de Abessijnen en Somali's gaat het meestal om fatale nieramyloïdose, waarbij afzetting in het niermerg prevaleert boven glomerulaire amyloïdose. Hierdoor kan een relatief langdurig ziektebeeld gekenmerkt door vermagering, slechte vacht en een groot urinevolume optreden. De Siamese en Orientaalse katten met amyloïdose vertonen doorgaans een apart scala symptomen. Hoewel het een systemisch probleem is waarbij ook andere organen zoals de nieren zijn aangedaan, wordt vooral ophoping in de lever gezien. Dit orgaan wordt daardoor meer 'bros' en de dieren sterven dikwijls plotseling door een ruptuur van het leverkapsel en daaropvolgende inwendige verbloeding. Ook darmproblemen ten gevolge van amyloïdafzetting kunnen de boventoon voeren. De patiënten zijn meestal jonge dieren. We zagen enkele gevallen bij jonge drachtige poezen. Onderzoek, inclusief van de aminozuurvolgorde van het AA-eiwit van deze dieren, heeft uitgewezen dat het bij de Siamees een andere variant van het-AA-eiwit betreft dan bij de Abessijn. Het wijkt ook af van de aminozuurvolgorde van een AA-eiwit beschreven voor een korthaar. Dit zou kunnen betekenen dat misschien een grotere neiging tot vorming van de beta-vouwblad-structuur bij het voorloper-eiwit, het SAA, van de Siamees en de Abessijn aanwezig zou kunnen zijn. De verschillen zouden dan mogelijk ook de orgaanvoorkeur van 'beta-kristallisatie' van het SAA, voor beide rassen kunnen verklaren. Het is echter niet uitgesloten dat een verhoogde reactiviteit als familaire afwijking aanwezig is, en dat de amyloïdafzetting niet afhangt van de structuur van het voorlopereiwit, SAA.Omdat het SAA een normaal acute-fase-eiwit is, dat zonder dat men het weet als onderdeel van de acute fase respons kan reageren, is het denkbaar dat zich bij dieren met een meer amyloïdogeen SAA, of vaker hogere SAA-spiegels door een verhoogde reactiviteit, subklinisch geleidelijk amyloïdmassa's ophopen. Bij de Abessijn kunnen kleine ophopingen in het niermerg aanwezig zijn zonder dat men iets merkt. Men zou kunnen letten op het urinevolume per dag en op de aanwezigheid van eiwit in de urine. De leveramyloïdose van de Siamees maakt dat men pas zeer laat merkt dat het zover is gekomen, omdat het een orgaan betreft dat aanvankelijk relatief weinig schade ondervindt van de afzetting.Belangrijk is bij risicodieren altijd goed te letten op het voorkomen van onstekingsprocessen zoals in het kader van verkoudheid (niesziekte), paradontose/paradontitis en infectieuze peritonitis, en ook terdege rekening te houden met stress in verband met overbevolking.Onderzoek van Maud van der Stadt (in Feline Practice, supp 1999;27:15) aan de databases van onze sectiezaal (83-97) en van de Stichting Felissana heeft laten zien dat in 0,2% van het toegezonden materiaal (dode katten en weggenomen tumoren) sprake was van amyloid. In 38 gevallen ging het om AA-amyloid en 27 maal AIAPP-amyloid. Bovendien, in twee gevallen ging het om een zeldzame tandtumor met amyloid, twee maal om AL amyloïd en een maal een mammacarcinoom met amyloïd. Wat betreft de raskatten: in 1,5% van de 710 Siamezen + Orientalen en 3,1% van de 258 Abessijnen + Somali's was sprake van AA-amyloïd, terwijl een grote mate van familiaire samenhang kon worden vastgesteld bij de amyloïd-positieve). Katten met AA-amyloïd (alle rassen) waren significant jonger dan de dieren met andere vormen van amyloïdose, terwijl de casussen van beide rasgroepen nog weer iets jonger waren. De positieve Siamezen stamden af van een drietal bekende katers. Gevallen uit Engeland en Zweden behoorden tot dezelfde kattenfamilies als onze positieve gevallen bij Siamezen. Bij de Abessijnen waren veel meer families in het spel, ook was de mate van inteelt (zeven generaties) daar significant groter dan bij de Siamezen. De inteeltcoefficiënt (IC) voor dieren met of zonder amyloïd, hoewel gemiddeld licht verschillend, was niet significant verschillend voor beide rassen (gemiddelde IC voor AbyApos = 0,11; AbyAneg = 0,08; voor SiamApos = 0,04 en SiamAneg = 0,03).
Discussie
Amyloïdose betreft geen gemakkelijke ziektekundige materie waarbij men op eenvoudige wijze snel wetenschappelijke vorderingen maakt. Klaarheid kan men alleen verkrijgen door fundamenteel onderzoek te verrichten. Een bloedtest, anders dan een test om vast te stellen of er groot verlies van nierfunctie is, hebben we niet, noch in Nederland noch in de VS. Er vindt wel onderzoek plaats, waarbij een zekere mate van bundeling wordt beoogd van het genetische werk in de VS. Dit wordt verricht door Leslie Lyons (gaat overigens met haar onderzoek van het Gezondheidsinstituut te Frederick, Maryland, naar de Diergeneeskundige Faculteit te Davis, California) met dat van Prof B. van Oost te Utrecht (geneticus) en dat van ons (pathologie).Bepaling van de aanleg voor een bepaald SAA-patroon of voor andere predisponerende factoren, en op grond daarvan het geven van de juiste fokkerij-adviezen behoren tot de toekomst-perspectieven. Vorderingen kunnen slechts worden geboekt, mits voldoende onderzoek kan worden verricht. Het vinden van voldoende fondsen hiervoor is althans in 1998-99 een zeer moeilijke opgave gebleken. Op termijn is denkbaar dat predictieve genetische tests (zoals een PCR op een bloed- of weefselmonster) beschikbaar kunnen komen. Maar nogmaals, op dit moment zijn deze niet aanwezig noch voor de Abessijn, noch voor de Siamees. Bepaling van SAA-waarden in het bloed is voor de diagnostiek van amyloïdose zinloos. Het is slechts te gebruiken voor het aantonen van reactiviteit. De huidige diagnostische mogelijkheden beperken zich vooralsnog vooral tot algeheel klinisch onderzoek door uw dierenarts of een gespecialiseerde kliniek. Dit dient te worden gevolgd door histopathologisch onderzoek van biopten en van gehele dieren. Het laatste is van het grootste belang omdat hierdoor verdachte dieren als al of niet bewezen positief kunnen worden aangemerkt en daarna familieverbanden kunnen worden uitgezocht.In verband met de mogelijkheid van geleidelijk ontwikkelen van nierlijden kan monitoring van het levende dier met behulp van gestructureerd urineonderzoek (Felissana) zinvol zijn.
Intermezzo
Nieramyloidose bij de Abessijn wordt door de Amerikanen renal amyloidosis genoemd. Deze mensen korten alles af en maken er daarom RA van. In Nederland kan een dergelijk systeem gemakkelijk tot verwarring leiden, bovendien gaat het eigenlijk om een gegeneraliseerde amyloïdose met bij de Abessijn een voorkeur voor het niermerg en bij de Siamees voor de lever, maar geheel zwart-wit is deze voorkeur niet. Noem het ronduit amyloïdose.Genetische testen voor verhoogde gevoeligheid voor amyloidose zijn niet aanwezig. Als U minder kans wilt hebben op amyloïdose moet U maar één kat houden en het dier niet drachtig laten worden. U moet deze kat ook niet te zwaar voeren, want vetzucht gaat gepaard met een scala aan andere problematiek, waaronder vorming van amyloid in de eilandjes van Langerhans in de pancreas en uiteindelijk ouderdomsdiabetes.Uw dierenarts beschikt over testen voor orgaanfuncties. Of een dier, zonder dat U dat weet, al amyloïdoselijder is, kan door internistisch onderzoek aannemelijk worden gemaakt. Voor de mens heeft men bovendien methoden om afzettingen van amyloïd in de organen tijdens het leven zichtbaar te maken. Hiervoor gebruikt men radioactieve stoffen met affiniteit voor amyloïd. Voor routinematige toepassing bij dieren zijn deze nog niet beschikbaar, ondanks samenwerking vanuit onze groep in Utrecht met centra waar dit plaats vindt (Groningen, Leuven). De wijze van overerving is niet met zekerheid bekend. Kijken we naar bijgaande figuren waarin positieve dieren en hun voorouders zijn weergegeven dan lijkt het om recessieve afwijkingen te gaan. Belangrijk is zich te realiseren dat ook een dier zonder erfelijke predispositie reactieve amyloïdose kan ontwikkelen in het kader van infecties, ontstekingen, etc.Voor onderzoek van erfelijk materiaal (DNA) wordt een archief van witte bloedcellen aangelegd van lijders en familieleden. Om te weten of een dier lijder is moet een bevestiging via pathologisch onderzoek plaats vinden. Als dit achterwege blijft, bent U niet zeker van ja of nee, en heeft verzamelen van bloed van familieleden weinig zin.
Materiaal voor pathologisch onderzoek kan gestuurd worden (vanuit de gehele wereld) naar
Prof Dr E. Gruys,
Veterinaire Pathologie,
Yalelaan 1,
3508 TD.
Aan het onderzoek zijn echter wel de actuele standaardkosten verbonden.
Het kan gaan om gehele dieren (gekoeld in koelkast, liever niet in diepvriezer; huid nat maken voor bevorderen van het afkoelen) of om orgaanmonsters gefixeerd in formaline (dierenarts vragen organen in te snijden voor immersie van de formaldehyde, en na de fixatie van de niet te grote delen [stukjes van circa 1x1 cm] met minimale hoeveelheden fixatievloeistof te verzenden).
Ingezonden bloed wordt zonder kosten verwerkt tot DNA voor de genenbank (Prof Dr B. van Oost, Gezelschapsdieren, Yalelaan 8, 3508 TD Utrecht).